Nachtmens
Wekker schreeuwt.
Nog een dag.
Ogen openen.
Te veel licht.
Nog een paar minuten liggen blijven. (blijven liggen)
Rekken.
Geeuwen.
Badkamer.
Douchen.
Te koud.
Afdrogen.
Kleren aan.
Koffie zetten.
Achter de computer zitten.
Opslorpen.
Taken controleren.
Zakelijke emails.
Afspraken.
Te veel praten.
Mijn bed missen.
Lunchpauze.
Havermout eten.
Smaakt naar zand.
Rapporten.
De middag sleept zich voort.
Meer taken.
Meer emails.
Meer geeuwen.
Genoeg.
Honger.
Recept lezen.
Ingrediƫnten bereiden.
Kachel aan.
Snijden.
Fruiten.
Op bord leggen.
Zon is weg.
Eindelijk is het tijd.
De kruidengeur in de lucht speelt zachtjes een melodie, een prelude van het komende feest. In de kaarslichtgloed begin ik te eten en het diner, een symfonie van smaken ontvouwt zich. De nocturne van het hartige aroma wikkelt zich om de zintuigen, en de thema’s bouwen zich op in een culinair crescendo. Elke hap, een vers uit een gedicht, fluistert verhalen over verre landen en vergeten dromen. De smaken resoneren als een hemels concert met de diepste uithoeken van de ziel. Als het laatste stukje verdwijnt, valt een rustige sereniteit over de kamer.
Nu de nacht in. De koude lucht op mijn gezicht net zo verkwikkend als eerder vervelend. Een reis door de hartslag van de stad. Straten versierd met lichtjes, een sterrenbeeld van aardse sterren, stralend in de lucht en spiegelend in de grachten. Deze lichten die voor mij veel vertrouwder voelen dan de zon. Hoe leefde de mens voordat er steden waren? De nacht was iets donkers om bang voor te zijn. Nu is het helder en levend.
Het echte leven wordt niet geschilderd in het monochroom van de dag, maar in het laaiende chiaroscuro van de nacht. Ik zal deze kleuren zo lang mogelijk levend houden, tot ver in het heksenuur, om de grijsheid van de ochtend uit te stellen.